Examen:

Herhalingsvragen cursus:

 

 

  1. Organisatie van de brandweer
    1. De brandweer in België is ingedeeld naargelang personeel en categorie. Geef de categorieën en een voorbeeld van elk.
    2. Geef de taken van de brandweer met zeer korte uitleg erbij.
    3. Welke graad hebben volgende personen?

 

 

  1. Wanneer is een voertuig prioritair?
  2. welke rechten heeft een prioritair voertuig?
  3. Wat is brand?
  4. Geef het verschil tussen vuur en brand.
  5. Welke zijn de 3 voorwaarden, nodig voor brand?
  6. Een brand ontwikkelt zich geleidelijk aan. Geef de verschillende stadia van brand met een korte uitleg.
  7. Waarvan is de hoeveelheid rook bij brand afhankelijk?
  8. Som de 5 klassenbranden op en beschrijf kort.
  9. Welke gassen kunnen vrijkomen bij een brand, naast rook?
  10. Geef de 3 blusprincipes en van elk een voorbeeld.
  11. Geef de 3 soorten blusstoffen en van elk 2 voorbeelden.
  12. Geef kort de bluswerking van water en som 3 voor- en 3 nadelen op.
  13. Geef kort de bluswerking van schuim en som 2 voor- en 2 nadelen op.
  14. Geef kort de bluswerking van poeder en som 2 voor- en 2 nadelen op.
  15. Geef kort de bluswerking van CO² en som 2 voor- en 2 nadelen op.
  16. Geef kort de bluswerking van zand en geef 2 voor- en 2 nadelen op.
  17. Geef kort de bluswerking van een blusdeken.
  18. Leg uit wat er allemaal op een brandblusser staat, zie foto.
  19. De blussing.

 

  1. Geef zoveel mogelijke aandachtspunten bij de omgang met draagbare blustoestellen.
  2. Beschrijf het principe van de poedersnelblusser aan de hand van de gegeven tekening.

 

  1. Beschrijf het principe van de CO²snelblusser aan de hand van de gegeven tekening.
  2. Som alle blusstoffen op en zet erbij tegen welke klassenbranden ze geschikt zijn.
  3. Bluswatervoorzieningen
  4. Geef 4 verschillende manieren hoe de brandweer aan bluswater kan geraken.
  5. Geef de verschillende hydranten op met wat uitleg.
  6. Waar vind je water bij volgende aanwijsborden?

 

  1. Materialen voor transport.
    1. Wat is het verschil tussen een pers- en een zuigslang? Geef wat uitleg over hun bouw.
    2. Geef volgende watervoerende onderdelen een naam en hun functie.
    3. Wat is een waterkanon of monitorlans en waar kan het worden gebruikt?
    4. Wat is de functie van een slangenophouder, een lekkendichter, een koppelingssleutel, een slangenbrug en een hoekblok?
    5. Wat is een droge stijgleiding?
  2. Brandbestrijding en soorten branden.
  3. Geef de 5 doelen van brandbestrijding.
  4. Geef 3 manieren om aan informatie te geraken bij aankomst op een brand.
  5. Geef de 2 hoofdregels en de 6 algemene regels bij verkenning.
  6. Welke aandachtspunten zijn er bij het redden van personen?
  7. Welke aandachtspunten zijn er bij het redden van dieren?
  8. Hoe benadert men een buitenbrand?
  9. Geef de werkwijze bij blusssen van een persoon.
  10. Geef de werkwijze bij het blussen van een kelder.
  11. Geef de werkwijze bij het blussen van een kamerbrand.
  12. Geef de werkwijze bij het blussen van vloer- en plafondbranden.
  13. Geef de werkwijze bij het blussen van een schoorsteenbrand.
  14. Geef het verschil in werkwijze bij het blussen van een pannen dak en een rieten dak.
  15. Geef de twee soorten bouwconstructies en de twee functies die muren kunnen hebben.
  16. Som 6 gevaren op bij een brand met korte uitleg.
  17. Wat zijn de symptomen van een nakende Backdraft?
  18. Hoe valt men aan als de tekens van een Backdraft er zijn?
  19. Wat zijn de symptomen van een nakende Flashover?
  20. Hoe valt men aan als de tekens van een Flashover er zijn?
  21. Geef de definitie van een pomp.
  22. Geef 3 soorten pompen binnen de groep ingedeeld naar wat er verpompt wordt.
  23. Geef 3 soorten pompen binnen de groep ingedeeld naar de wijze van aandrijving.
  24. Hoe worden oliepompen ook nog genoemd?
  25. Wanneer wordt een explosievrije pomp gebruikt?
  26. Naar welke 2 criteria worden brandbluspompen en ledigingspompen ingedeeld?
  27. Wat is een dompelpomp?
  28. Wat zijn de 3 manieren om een pomp te voeden?
  29. Som alle materiaal op nodig voor een volledige zuigleiding.
  30. Beschrijf 3 soorten handladders.
  31. Som 5 gereedschappen op om in schoorstenen het brandbare roet weg te halen.
  32. Geef 3 voorbeelden van hydraulische werktuigen, vooral gebruikt bij bevrijdingen uit autowrakken.
  33. Geef, naast de bluskledij, 4 andere interventiepakken die de brandweer gebruikt.
  34. Wat draagt een brandweerman allemaal als hij in perfecte bluskledij is?
  35. Over welke aanvullende beschermingsmiddelen beschikt de brandweer?
  36. Geef de samenstelling van ingeademde en uitgeademde lucht.
  37. Leg kort het principe van onze ademhaling uit.
  38. Leg kort het actief proces “inademen” uit.
  39. Leg kort het passief proces “uitademen” uit.
  40. Bereken de hoeveelheid lucht in deze fles. Voor hoelang heeft men lucht bij een verbruik van 40 en bij een verbruik van 90 liter/min?
  41. Benoem de onderdelen op de tekening.
  42. Geef 2 redenen waarom er, na het opendraaien van een drukfles, een kwartdraai wordt teruggekeerd?
  43. Geef 3 functies van de afsluitdop.
  44. Geef 3 functies van de manometer.
  45. Waarom heerst er overdruk in het gelaatstuk?
  46. Wat gebeurt er als de druk in de fles gezakt is tot minder dan 60 bar?
  47. Wanneer vangen persluchtdragers de terugtocht aan?
  48. Beschrijf het gebruik van trappen door persluchtdragers.
  49. Beschrijf hoe verschillende deuren worden geopend.
  50. Op wat let men bij het doorzoeken van grotere ruimtes?
  51. Wat bedoelt men met tastarm en beschermarm?
  52. Wat bedoelt men met tastbeen en steunbeen?
  53. Hoe belt men de ziekenwagen? Wat moet men allemaal zeggen?
  54. Hoe gaat men na of een slachtoffer nog ademt?
  55. Leg kort uit hoe men de 30:2 moet uitvoeren.
  56. In welk geval en bij wie moet men eerst 5 keer beademen alvorens verder te gaan met 30:2?
  57. Wat zijn de symptomen van 1ste, 2de en 3de graads brandwonden?
  58. Hoe behandelt men brandwonden ter plaatse?
  59. Geef de 2 soorten bloedingen en onderverdeling.
  60. Wat is rechtstreekse en onrechtstreekse druk?
  61. Wat is het verschil tussen een open en een gesloten breuk?
  62. Wat doen we met vreemde voorwerpen in wonden?
  63. Wat doen we met geamputeerde lichaamsdelen?
  64. Wat doet men bij een verstikking door een vreemd voorwerp?
  65. Wat is shock? Geef 5 symptomen.
  66. Geef uitleg over de 4 rampenfases, ingedeeld naargelang de grootte van de ramp.
  67. Wat zijn het aantal (potentiële) slachtoffers bij de 4 interventietypes?
  68. Welke hulpdiensten omvatten de 5 disciplines bij rampen?
  69. Wat is een VMP?
  70. Geef kort wat uitleg bij de volgende acties in de VMP: registratie, triage, stabilisatie, regulatie.
  71. Gevaren bij brandbestrijding
  72. Pompen
  73. Pompen praktisch
  74. Materialen, gereedschappen en krachtwerktuigen.
  75. Persoonlijke beschermingsmiddelen.
  76. Ademhaling en adembescherming
  77. Medische hulpverlening
  78. de samenwerking met andere diensten, interventieplannen en rampenplanning
  79. Knopen
  80. Drill